Verklaring met betrekking tot aanvallen op Mi’kmaq kreeftenvissers in Nova Scotia
Christian Peacemaker Teams veroordeelt de schending van de verdragsrechten en de recente aanvallen op de kreeftenvissers van de Sipekne’katik First Nation in Nova Scotia. Twintig jaar geleden stonden de Christian Peacemaker Teams aan de kust van Esgenoôpetitj (Verbrande Kerk) en documenteerden het verdrag en de schendingen van de mensenrechten door het Department of Fisheries and Oceans (DFO – Ministerie van Visserij en Oceanen), de Royal Canadian Mounted Police (RCMP) en niet-inheemse schippers. Twintig jaar later herhaalt de geschiedenis zich; de Mi’kmaq-kreeftenvissers in Nova Scotia hebben te maken met aanvallen en geweld bij het uitoefenen van hun verdragsrechten.
Volgens het Vredes- en Vriendschapsverdrag van 1752 zullen de Mi’kmaq “niet gehinderd worden in de jacht en visvangst, maar vrij zijn …” en “vrij zijn om huiden, veren, gevogelte, vis of wat dan ook in deze provincie te koop aan te bieden, waar ze de vrijheid zullen hebben om het in hun voordeel te verkopen” (Art. 4).
Het Marshall-besluit van het hooggerechtshof van Canada in 1999 bevestigde het recht van de Mi’kmaq om te vissen en bepaalde het recht om een ‘bescheiden inkomen’ te verdienen met vissen, jagen en verzamelen. De formele onderhandelingen tussen de DFO en de Mi’kmaq over de uitvoering van de Marshall-beslissing werden jarenlang geblokkeerd, omdat juristen bakkeleiden over de definitie van een ‘bescheiden inkomen’. De Sipekne’katik-stam en andere Mi’kmaq-gemeenschappen hebben sindsdien hun eigen beheersplannen voor een duurzame visserij ontwikkeld.
Op 17 september begonnen de Sipekne’katik met het kreeftenseizoen onder hun eigen regelgeving om de gezondheid van het ecosysteem te waarborgen. Toen de Mi’kmaq-kreeftenvissers het water opgingen volgde een confrontatie met niet-inheemse kreeftenvissers die hen bedreigden. Er zijn videobeelden van niet-inheemse kreeftenvissers die op het water lichtkogels afschieten op de Mi’kmaq-kreeftenvissers. Niet-inheemse kreeftenvissers hebben ook kreeftenkorven van de Mi’kmaq doorgesneden en vernietigd. Daarnaast verzamelden niet-inheemse mensen zich op de kade om te protesteren tegen het recht van de Mi’kmaq om hun visseizoen te beginnen, waarbij ze de Mi’kmaq en hun medestanders lastigvielen en bedreigden. In reactie op het geweld heeft de Vergadering van Nova Scotia Mi’kmaq Chiefs op 18 september 2020 een noodtoestand afgekondigd.
De niet-inheemse demonstranten en vissers beweren dat het een kwestie van natuurbehoud is. Deze paternalistische beschuldiging gaat voorbij aan de kennis van de Mi’kmaq van het ecosysteem en het onderzoek dat ten grondslag ligt aan het beheersplan van de gemeenschap, om nog maar te zwijgen van het simpele feit dat de DFO de kreeftenstand als ‘zeer gezond’ beschouwt. De inheemse visserij beslaat slechts een fractie van de commerciële visserij, waardoor de bezwaren van de commerciële vissers onoprecht lijken. Deze beschuldigingen en aanvallen zijn eerder geworteld in een lange geschiedenis van koloniaal racisme, geweld en vermeende rechten.
CPT veroordeelt het geweld waarmee de Mi’kmaq-kreeftenvissers te maken hebben terwijl ze het handelen in overeenstemming met de verdragen en hun levensonderhoud in stand proberen te houden. Hoewel de DFO en de RCMP de Mi’kmaq niet tegen hebben gehouden te gaan vissen, hebben ze ook de niet-inheemse vissers en demonstranten niet tegengehouden bij de intimidatie, de bedreigingen en de beschieting van de Mi’kmaq-kreeftenvissers met lichtkogels, noch bij de vernieling van hun korven en het rammen van hun boten. De passiviteit van de DFO en de RCMP maakt het geweld tegen de Mi’kmaq-kreeftenvissers mogelijk en schendt zowel het Verdrag van 1752 en het Marshall-besluit van 1999, als hun soevereiniteit over hun grondgebied.
Als organisatie die zich inzet voor vrede en mensenrechten eisen wij dat de DFO en de RCMP de aanvallen van niet-inheemse demonstranten en vissers op de Mi’kmaq-kreeftenvissers voorkomen. Zolang deze aanvallen plaatsvinden, handelen de DFO en de RCMP in strijd met hun verdragsverantwoordelijkheden, wat de federale regering zorgen zou moeten baren. Wij eisen dat:
De federale regering ingrijpt en ervoor zorgt dat de Mi’kmaq-kreeftenvissers hun rechten, zoals vastgelegd en erkend in het Verdrag van 1752, kunnen uitoefenen en zo in hun levensonderhoud kunnen voorzien.
Het Department of Fisheries and Oceans de legitimiteit van de Mi’kmaq-kreeftenvisserij publiekelijk erkent.
De Royal Canadian Mounted Police de aanvallen op de Mi’kmaq-kreeftenvissers stopt en voorkomt.