Lesbos – De feniks moet de tijd nemen …
We hebben elkaar in maart 2016 ontmoet in de modder van Idomeni. Hij was mager en had een lichte baard. Hij sprak een aangepast Marokkaans-Arabisch, waarbij hij de woorden in Amazigh, Frans en Spaans oversloeg en verving door standaard Arabisch woorden, zodat wij van het schiereiland hem zouden begrijpen. Hij sprak snel, alsof er iemand achter hem aanzat. Hij trok diep aan zijn sigaretten, alsof elke zijn laatste zou kunnen zijn. Al twee jaar lang was hij op weg met een onzekere eindbestemming, langs gesloten grenzen vol met landmijnen.
Hij was één van de drieduizend migranten die onlangs te voet de grens met Noord-Macedonië waren overgestoken en door het leger werden teruggedrongen, beroofd, geslagen en vervolgens een halve dag lopen van het grenskamp Idomeni aan de Griekse kant van de grens werden achtergelaten. Gezamenlijk daagden ze de barrières uit die de EU-staten hadden opgeworpen en gezamenlijk werden ze vernederd en beroofd van hun bewegingsvrijheid.
De tweede plek waar ik hem ontmoette was in Micro Dassus, een klein dorp in de buurt van Idomeni. Hij woonde in een huis dat gehuurd werd door een losjes georganiseerde groep anarchisten en andere solidariteitsactivisten, die in grote potten elke dag duizenden maaltijden voor migranten kookten.
Hij praatte vrijwel aan een stuk door. Alleen in de ochtend was er stil, net nadat hij wakker was geworden. Dan zat hij op de stoep, een grote kop koffie naast hem en een sigaret tussen twee vingers van zijn rechterhand. Hij trok eraan, alsof met de seconden de bakstenen van zijn ziel verdwenen en de sigarettenrook de missende delen verving en de muren van zijn ziel stutte. Hij reageerde niet op jouw “Goedemorgen”, glimlachte niet terug, hij antwoordde niet op “Lekker geslapen?”. Dat was zijn moment om te aarden; wanneer de Feniks van zijn ziel herboren werd uit de as van de dromen en het stof van zijn vleugels schudde.
Daarna stond hij op om zijn koffie bij te vullen uit thermoskan midden op de binnenplaats, smeerde wat pindakaas op twee sneetjes brood en kwam weer bij ons aan tafel zitten. En dan begon hij met praten. Hij groette iedereen rond de tafel en deelde wat in de vrolijkheid van de groep om hem heen. Ik weet nog steeds niet uit welke plaats in Marokko hij kwam of wat voor leven hij had gehad voordat hij aan zijn reis begon. Op een of andere manier gaf hij nooit ruimte voor vragen. Soms is het graven naar antwoorden hetzelfde als iemands levende huid doorboren met een dolk. Soms is het stellen van een vraag het aansteken van een lont, waardoor het evenwicht van de ziel ontploft.
‘s Avonds dronken we bier en rookten sigaretten, en we gingen naar de politiebureaus waar de autoriteiten tieners vasthielden in zogenaamde ‘beschermende bewaring’. We verstrekten onafhankelijke informatie over wat er gebeurde in een tijd waarin de Europese buitengrenzen en binnengrenzen steeds vaster werden gesloten om het vrije bewegingsverkeer van migranten te verhinderen. Hij roerde de hele dag in de kookpotten. Hij tolkte voor de gevangenisgroep wanneer mijn Arabisch niet voldoende was, en dan moesten we hem storen bij wat hij op dat moment ook maar aan het doen was. Hij deelde voedsel uit aan migranten die zich in de bossen rond Idomeni schuilhielden voor de politie. Ondertussen probeerde hij samen met 12.000 migranten in het kamp van Idomeni, weg te komen uit de hel van gevangenschap.
De derde plek waar ik hem ontmoette was in Leipzig in september 2017. Nadat de Griekse regering Idomini in mei 2016 ontruimde en de autoriteiten en mensen met geweld naar verschillende kampen verspreid over Griekenland verplaatste, stapte hij op de fiets, maakte er fietstassen op vast, camoufleerde zichzelf met goede fietskleding en een helm, en begon te fietsen richting Duitsland. Solidaire mensen gaven hem onderdak onderweg en hij moest vele bergweggetjes op fietsen om de grenspolitie te ontwijken. Nadat hij de grens was overgestoken, een biertje had gedronken en een sigaret had opgestoken, meldde hij zich direct bij de Duitse autoriteiten op zijn eigen voorwaarden om asiel aan te vragen.
Er was niet veel aan hem veranderd toen ik hem in Leipzig ontmoette. De mensen om hem heen waren dezelfde mensen die in Idomeni om hem heen stonden. Hij was er trots op dat hij al die gemilitariseerde grenzen had geslecht in zijn persoonlijke strijd voor zijn bewegingsvrijheid, rijdend op een fiets alsof hij een langeafstandsfietser was. Het bereiken van de ‘bestemming’ had hem niet minder spraakzaam gemaakt. In plaats van op de stoep, zat hij sigaretten te roken in de tuin van het kraakpand waar hij woonde en dronk in stilte zijn koffie. Onze vrienden vertelde me dat hij astma en andere ziektes had, en dat de dokter hem had verboden te roken en te drinken. Ik maakte me wel zorgen.
Maar ik heb hem nooit verteld over mijn zorgen omdat ik wist dat hij ook die berg op zou rijden, op zijn eigen voorwaarden en in zijn eigen tijd. De Feniks moet de tijd nemen om de as van de vleugels te schudden.