Aan welke kant staan we?
We stonden naast degenen met wie we een verschil van mening hebben, maar die dezelfde positie innemen dat er geen 'kampen' horen te zijn omdat kampen gevangenissen zijn. En we stonden ook midden tussen onze tegenstanders, degenen die geen kampen willen omdat ze een hekel hebben aan de mensen die daar in zitten.
Op 6 januari 2022 had ik bij het zien van de grote menigten die waren samengestroomd in de havens om zich te verzetten tegen het uitladen van zwaar materieel, eerst op Chios en later die dag op Lesbos een gevoel van déjà vu. Dit materieel zou worden gebruikt voor de bouw van nieuwe 'kampen' op de eilanden. Deze 'kampen' – Akra Pachy op Chios en Vastria op Lesbos – staan op afgelegen plekken, ver van de steden en met weinig infrastructuur om ze te verbinden met de bredere samenleving. Weer een stapje dichterbij gevangeniskampen.
Het klinkt misschien bekend. In februari 2020 zag CPT op Lesbos massale protesten tegen de voorgestelde bouw van nieuwe kampen. Een groot aantal MAT-eenheden (oproerpolitie) kwam aan in de haven van Mytilene met de bedoeling om het land af te grendelen dat was aangewezen als bouwplaats voor een nieuw gesloten 'kamp'. Het verzet tegen deze plannen kwam vanuit het hele politieke spectrum, natuurlijk met meerdere verschillende motivaties. Die nacht aan de haven van Mytilene broeide er een diepe spanning in het ongemakkelijke bondgenootschap. We stonden bij onze vrienden, mensen die betrokken waren bij de zelfstandige groepen van solidariteit met migranten. We stonden naast hen met wie we een verschil van mening hebben, maar die dezelfde positie innemen dat er geen 'kampen' horen te zijn omdat kampen gevangenissen zijn. En we stonden ook midden tussen onze tegenstanders, degenen die geen kampen willen omdat ze een hekel hebben aan de mensen die daar in zitten. Dezelfde mensen die naast ons stonden hadden wekenlang migranten en ook ons - Grieken en buitenlanders die ze verdachten van het steunen van de migranten - aangevallen in de straat.
We keken toe hoe het schip met MAT-eenheden uit Athene, aanmeerde als ware het een bezettingsmacht. Aan de ene kant van de haven blokkeerden vuilnismannen met hun vrachtwagens de politie, aan de andere kant had een groep strijdlustige mannen de hekken van de haven omvergeworpen. Het was een chaos. De politie kwam in gelid van het schip en vuurde onder het marcheren traangas af. Ongeveer twee uur lang was het een spel van kat en muis door de straten van Mytilene - wegduiken voor het gas en slippen door steegjes. Het ultrarechtse blok bleef dicht bij de haven waar ze een buitenlandse journalist die op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was, in elkaar sloegen. Wij brachten de nacht licht verbijsterd door, opgesloten in een kroeg waar we onszelf troostten met bier.
In de twee dagen erna waren er hevige gevechten op stukje van de weg die naar de locatie van het nieuwe kampen leidde. Na de chaos van die eerste nacht vroegen veel van ons buitenlanders op Lesbos ons af of we niet weg moesten gaan. Sommige van ons dachten dat we te herkenbaar waren als vreemdelingen, en daardoor in feite als NGO-medewerkers, die door de ultrarechtse deels verantwoordelijk werden gehouden voor de Moria-jaren. Daarnaast voelden we ons niet lekker met de fragiele nieuwe bondgenootschappen en verstonden het Grieks niet voldoende om te begrijpen wie er naast ons stonden. Uiteindelijk kwamen we tot de conclusie dat er niets anders opzat dan toch te gaan. Toen we aankwamen, zagen we in de heuvels mannen gedrapeerd in Griekse vlaggen die tussen de rotsen vochten met kleine groepjes politieagenten. Daarna werden we door nog meer traangas en geweld gedwongen om ons terug te trekken door de mêlee. Orthodoxe priesters moedigden de mannen, die telkens weer opgedoken en verdwenen in de bosjes om in de heuvels te vechten, aan vanuit de laadbakken van pick-up trucks.
Op de tweede dag van het gevecht trok de politie zich terug van dat stukje weg en sloeg tijdens de aftocht zoveel mogelijk autoruiten in. Ze keerden terug naar de militaire barakken in Pagani waar ze gelegerd waren. Die nacht belegerden de eilanders de barakken en gooiden molotovcocktails naar de poorten. 's Ochtends keerde de politie terug naar Athene. Het eiland had de bezettingsmacht verdreven. Maar wie had er nu gewonnen? En wie was de volgende in de vuurlinie?
Op de ochtend van de aftocht verzamelden mensen zich met hun vlaggen op het centrale plein van Mytilene, Plateia Sapphous, voor een grootse overwinningsmars. Een vriend vroeg me wat ik dacht van het schouwspel. Ik zei dat ik me onbehaaglijk voelde omdat ik niet wist naast wie ik stond, omdat er in de menigte zoveel verschillende oogmerken vertegenwoordigd waren. Hij antwoordde dat hij ook gespannen was en dat we een keerpunt hadden bereikt: rechts en links samen tegen de staat. Ik was niet overtuigd. De mars verliep kalm, maar terwijl we naar huis liepen kregen we via WhatsApp beelden binnen van een bende ultrarechtse burgerwachten die een auto met NGO-vrijwilligers had aangevallen. Dit was het begin van ten minste twee weken ernstig, gecoördineerd ultrarechts geweld, pesterijen en intimidatie van migranten, NGO-medewerkers en mensen die ervan verdacht werden met hen te sympathiseren. Met het idee dat zij de politie hadden verdreven, probeerde het ultrarechtse kamp het momentum te gebruiken om andere doelwitten te verdrijven.
Nu de voorbereidingen voor de bouw van een nieuw 'kamp' in Vastria aan de gang zijn, mobiliseren dezelfde krachten zich. Terwijl de menigten zich op 6 januari 2022 verzamelden om de aankomst van bouwmateriaal te blokkeren, maakte ultrarechts zijn standpunt duidelijk. De 'Vrije Burgers van Mytilene', een ultrarechts, nationalistisch en islamofoob blok van de lokale overheid, verklaarde online: “Laten er geen misverstanden bestaan: wij staan achter de inwoners die protesteren omdat ze geen illegale immigranten en geen illegale bouwwerken willen. Wij staan niet achter hen die protesteren omdat ze deze 'bouwwerken' beschouwen als gevangenissen.”
Opnieuw worden we verenigd door ons doel, maar niet door onze motivatie. De dagen erna sprak ik met een aantal vrienden op Lesbos over de vorige keer en over mijn vermoeden dat, hoewel we weinig anders hadden kunnen doen dan ons aansluiten bij de mobilisatie tegen het nieuwe kamp, we alleen maar hadden geholpen ons eigen graf te graven. Had onze aanwezigheid, als een relatief kleine groep mensen die lid waren van zelfstandige migrantensolidariteitsgroepen, eigenlijk wel enig effect naast het kenbaar maken van ons standpunt? En zouden we het opnieuw doen?