Zomer op Lesbos
Het was eind juli, toen ik op een warme vrijdagmiddag besloot de stad Mytilene achter te laten voor een weekend aan het strand. Dus vertrok ik naar Molyvos, een dorp in het noorden van Lesbos, bekend om zijn traditionele architectuur en zijn kasteel. Hoewel vrienden me hadden ‘gewaarschuwd’ dat Molyvos in de zomer verandert in een ‘toeristenoord’, wilde ik er toch heen omdat ik de noordkant van het eiland nog niet had verkend.
De eerste avond ging ik eten in een herberg aan de haven van het dorp. Toen ik daarheen liep, merkte ik dat het centrum van het dorp ‘bezet’ was door vele toeristen; ze leken zich te vermaken en genoten van elk comfort dat hun werd geboden. De winkeliers stonden voortdurend klaar om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de wensen van hun klanten (voor een prijs, natuurlijk), en het hele dorp was aangepast zodat ze zich onbelemmerd en gemakkelijk rond konden bewegen (borden en menu's in het Engels, wegwijzers, enz.).
Ik kwam aan bij de herberg aan de rand van de haven, ging zitten en bestelde. Een paar minuten later trok een opvallend geluid mijn ogen naar de zee. Ik zag dat een kleine speedboot van Frontex te water was gelaten en de haven verliet. Ik voelde meteen een spanning en een rilling door me heen gaan, en het zogenaamde ‘idyllische tafereel’ dat me omringde veranderde onmiddellijk in iets vijandigs en beangstigends.
Ik keek om me heen om te zien of iemand anders mijn onbehagen deelde, maar nee ... Ik keek naar de obers die heen en weer bleven lopen voor hun bestellingen en niet eens naar de zee keken. Aan een tafel ernaast keek een toeristisch gezin even naar de Frontex-boot, zoals ze ook naar een voorbijvarende vissersboot of jacht zouden kijken, en binnen enkele seconden waren ze weer terug bij hun gesprek. Het tafereel leek helemaal niet verstoord.
Maar wat gebeurde er voor mij op dat moment? Daar in de kleine herberg aan de haven van Molyvos werd ik (opnieuw) geconfronteerd met de dubbele realiteit van Lesbos: toeristen en Griekse gastvrijheid versus migranten en Griekse (en Europese) vijandigheid.
Als Grieks eiland aan de grens met Turkije is Lesbos een gebied van voortdurende tegenstellingen. Griekse eilanden zijn gewoonlijk synoniem met zon, zee, idyllische stranden, zomervakantie, plezier. Maar naast zomerresorts voor toeristen uit de hele wereld, zijn de meeste eilanden in het oosten van de Egeïsche Zee tevens de grensplaatsen waar mensen vaak hun toevlucht zoeken en tegelijkertijd ook de plaatsen waar diezelfde mensen worden geconfronteerd met de wreedheid van het Europese en Griekse grensbeleid en het grensgeweld. Terwijl de ‘warm onthaalde’ toeristen genieten van alle comfort en gemak dat hun wordt geboden, worden migranten en vluchtelingen het slachtoffer van geweld, wreedheid en fysieke bedreigingen.
De boten van Frontex en de Griekse kustwacht, de symbolen van dit geweld, liggen het hele jaar door verspreid langs het eiland, altijd in de havens, altijd in het zicht, en zo wordt hun aanwezigheid genormaliseerd en vanzelfsprekend. Het voelt alsof we getuige zijn van een gecoördineerde inspanning om het geweld dat aan de grenzen wordt gepleegd op de lichamen van migranten en vluchtelingen in de doofpot te stoppen.
Deze zomerervaring was voor mij een aanmaning: ook al is onze dagelijkse werkelijkheid vol genormaliseerde onderdrukkingen en wreedheden, we moeten proberen erachter te kijken, alert te zijn, ertegen op te staan en te vechten, want dat is de enige manier om onze weg er doorheen te vinden.
Dit is een aanmaning aan ons allemaal: laat gruwel en dood niet normaal voor ons worden.