Welkom bij de overweg, de privatisering van checkpoints in Hebron

Een Palestijns kind loopt naar school en passeert daarbij het gerenoveerde checkpoint dat op dit moment nog wordt beheerd door de Israëlische grenspolitie. (21 April 2019)

Een Palestijns kind loopt naar school en passeert daarbij het gerenoveerde checkpoint dat op dit moment nog wordt beheerd door de Israëlische grenspolitie. (21 April 2019)

In April waren drie grote checkpoints (Bab al-Zawiyeh 56, Salaymeh 160 en Qitoun 209) in Hebron afgezet met houten planken en grote borden met de tekst “Welkom bij de overweg” in het Arabisch, Hebreews en Engels. De gemeente sprak haar zorgen uit dat dit waarschijnlijk het begin is van privatisering van deze checkpoints. Het gevaar van deze privatisering is dat de checkpoints ingericht zullen worden als officiele grensovergangen tussen twee landen, in plaats van obstructies van de dagelijkse gang van de Palestijnen in een en dezelfde stad.

Er zijn volgens UNOCHA ongeveer 800 wegversperringen tussen Palestijnse steden op de Westelijke Jordaanoever en Israel. 140 hiervan worden gebruikt als checkpoint voor voertuigen en passanten. 20 van deze checkpoints bevinden zich in de H2-zone (de oude stad) in Hebron. Deze checkpoints zijn extreem gemilitariseerd en beheersen het dagelijks leven van de 30.000 Palestijnen volledig, met als doel de 800 Israelische kolonisten, die de Palestijnen regelmatig aanvallen onder toeziend oog van diezelfde soldaten, te beschermen.

In 2006 is de Israëlische regering begonnen met de privatisering van checkpoints door de controle hierover uit handen te geven aan private Israëlische beveiligingsbedrijven zoals Modi’in, Ezrachi en Sheleg Lavan. Wanneer een checkpoint wordt geprivatiseerd, verandert ook de omschrijving van wat daar gebeurt. Het checkpoint zelf heet een “overweg” of “loket”, ID-controles worden aangeduid als “service” en Palestijnen worden gezien als “klant” of “passant”. Deze verandering in taal lijkt de militaire bezetting van het Palestijnse gebied te willen verhullen als gelegitimeerd en goedaardig.

De Palestijnse schrijver Amjad Arrar stelt dat het in handen geven van checkpoints aan private bedrijven ook het geweld zal privatiseren. Het verdienmodel van deze bedrijven draait om beveiliging, dus hoe meer ID-checks, fouilleringen en andere beperkingen zij uitvoeren, hoe beter zij voldoen aan hun beveiligingscontract. Het bedrijf en haar individuele medewerkers staan onder constante druk om aan te tonen dat zij de beveiliging aan kunnen.

Een voorbeeld van hoe de kapitalistische beveiligingsindustie uitpakt in de behandeling van Palestijnen blijkt uit de evaringen bij de checkpoints tussen de steden Tulkarm en Qalqilya die reeds geprivatiseerd zijn. Mohammed Baraka, een Arabisch lid van de Knesset, sprak over de houding die medewerkers van deze bedrijven aannamen jegens Palestijnse arbeiders, in bezit van een werkvergunning, die de grens over wilden steken. Voorbeelden van door deze bedrijven opgelegde restricties zijn; het niet meer dan vijf broodjes mee mogen nemen, het moeten achterlaten van blikjes tonijn groter dan 200g, of het verbieden van zelfgemaakte lunch in zijn geheel – dit alles afhankelijk van het humeur van de beveiligingsmedewerker. Baraka voegde hier aan toe dat toen de checkpoints en bijbehorende restricties werden opgelegd door het Israelische leger, er ten minste nog een manier was om de restricties aan te vechten, maar de koepelorganisatie van de beveiligsbedrijven (SHABAK) weigert instructies te geven aan medewerkers en is ook niet bereikbaar voor interventie.

Het verschil tussen de checkpoints in Hebron en die op andere plaatsen op de Westelijke Jordaanoever is groot. De checkpoints in Hebron bevinden zich midden in Palestijnse wijken en het navigeren van deze plaatsen is dagelijkse kost voor de bewoners. De zorgen dat de Palestijnen te maken krijgen met een toename van ID-checks, fouilleringen en het doorzoeken van tassen en andere persoonlijke spullen. Daarnaast is de kans ook groot dat de checkpoints tijdens feestdagen gesloten zullen zijn.

Jamal Nofal, vice-directeur van het Palestijnse DCO (een organisatie die na de Oslo-akkoorden is opgericht om de communicatie tussen de Palestijnse Autoriteit en het Israëlische leger te bespoedigen) vertelt dat het merendeel van de checkpoints tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever geprivatiseerd is, en dat deze veranderingen in Hebron duidelijk maken dat dat daar ook staat te gebeuren. Dit is een schending van de afspraak dat de gebieden H1 en H2 in Hebron niet van elkaar gescheiden mogen worden. Het H2-gebied wordt hiermee geïsoleerd en de bewoners worden nog meer gemonitord. Omdat de bedrijven deel uitmaken van de beveiligingsindustrie, is hun belang enkel de veiligheid en zal het voor medewerkers onmogelijk zijn om van die lijn af te wijken. Het Palestijnse DCO heeft bezwaar aangetekend tegen de privatisering van checkpoints en heeft het Israëlische leger ingelicht dat dit binnen Hebron niet mogelijk is, omdat het eerder gemaakte afspraken schendt.

Palestijnen willen een einde aan de militaire bezetting, geen verbeterde uitvoering ervan. In deze illegale en absurd context is hun enige eis om behandeld te worden als mensen, niet als gevangenen.

Van 1 januari tot 15 mei observeerde CPT de bewuste checkpoints:

ID checks

 

Fouilleringen

 

Staandehoudingen

 

Arrestaties

 

Geweldsincidenten

In Salaymeh en Bab al-Zawiyeh werd ook scherpe ammunitie ingezet, in Bab al-Zawiyeh daarbovenop met rubber beklede kogels.
Vorige
Vorige

Teken de petitie voor Micohumado

Volgende
Volgende

IPS: Oproep tot actie voor Grassy Narrows